Skip to main content

Een gevoelige snaar: begrip van vissenpijn vraagt om kritisch denkvermogen

Veroorzaakt een vissenhaak pijn? Wie gedragsonderzoek en neuroanatomie overziet moet concluderen dat het antwoord vooralsnog nee is, stellen onderzoekers in een recent verschenen review. Ze waarschuwen voor de gevolgen van rammelende wetenschap en onzorgvuldig dierenwelzijnsbeleid.

Discussies over onderzoek naar bewustzijn en pijn bij vissen stranden vaak in de loopgraven, waarbij twee kampen elkaar bestoken door het noemen van publicaties en experimenten. De ene stelt dat er veel bewijs is voor pijnbeleving bij vissen, de ander haalt dat met hetzelfde gemak onderuit. De partijen bewegen geen millimeter in elkaars richting.

Voor buitenstaanders is die discussie vrij ontoegankelijk, ook door het onderwerp en de terminologie. Stel je bent beleidsmedewerker, gemeenteraadslid, journalist of sportvisser en je wilt zelf uitvogelen hoe het zit. Hoe bepaal je dan je positie, zonder blind te varen op soundbites van een maatschappelijke organisatie of één artikel in de krant? Want wat is een valide punt en wat niet? En waarom eigenlijk?

Vissen zijn geen mensen 

Wetenschap als scheidsrechter

Een recent review laten twintig onderzoekers de wetenschap als scheidsrechter optreden. Reasons to Be Skeptical about Sentience and Pain in Fishes and Aquatic Invertebrates van Benjamin Diggles en collega’s gaat de kernpunten van de wetenschappelijke discussie over pijn bij vissen langs, plus wat de gevolgen zijn voor dierenwelzijnsbeleid en omgang met vissen in kweek, visserij en hengelsport. Er is daarbij ook aandacht voor onderzoek bij andere waterdieren – krabben, garnalen, inktvissen – waarvoor recent meer aandacht is gekomen.

Onder de auteurs van de paper zijn onder meer de wetenschappers Robert Arlinghaus, Brian Key en Steven Cooke. Zij hebben zich de afgelopen twee decennia geregeld gemengd in deze discussie, en zijn daarin altijd sceptisch geweest over sweeping statements over pijn bij vissen. Deze paper brengt dit onderzoek en debat overzichtelijk samen. Het laat zien dat een aantal ideeën en stellige beweringen over pijn bij vissen niet door de wetenschappelijke beugel kunnen. Er is volgens de onderzoekers nog een lange weg te gaan voordat een bevredigende consensus kan worden bereikt over de gevoelswereld van vissen en ongewervelde waterdieren.
 
De huid van vissen bevat hoofdzakelijk nociceptoren van het A-type die ontsnappings- en vermijdingsgerdrage initiëren.


Leidraad voor wetenschappers

In de paper gaan de auteurs tien aandachtspunten langs die kunnen dienen als ‘een leidraad voor wetenschappers en beleidsmakers om hen bewust te maken van de beperkingen van de beschikbare wetenschap rond gevoel en pijn bij vissen en andere waterdieren, en om de toepassing van hogere standaarden van wetenschappelijk bewijs te stimuleren (…)’. 

De belangrijkste uitdaging in onderzoek aan bewustzijn en pijn bij vissen is het gebrek aan anatomische, neurologische en ethologische overeenkomsten met de mens. Wij snappen zoogdieren namelijk beter dan vissen en het bewustzijn van een chimpansee is voor ons toegankelijker dan dat van een karper.
 
Mensen worstelen daarom al snel met het ‘gedachten lezen’ van evolutionair ver verwijderde diersoorten, schrijven Diggles en collega’s: ‘Het gebruik van het woord ‘pijn’ wordt steeds minder verdedigbaar naarmate diersoorten in beschouwing worden genomen die in
evolutionair en morfologisch verder van de mens afstaan, omdat het steeds minder aannemelijk is dat er bij die soorten sprake is van een gelijkwaardige psychologische ervaring.’
 
Het rechtlijnig vertalen van onze pijnbeleving naar wat een vis 'ervaart' is aanleiding voor misverstanden in het publiek depat.  

 

Beperkingen en misverstanden in onderzoek naar pijn bij vissen
Het rechtlijnig vertalen van onze pijnbeleving naar wat een vis ‘ervaart’ is aanleiding voor misverstanden in het publiek debat én in politieke discussies. Dat komt vooral doordat wordt vergeten dat pijn zowel een fysieke als een psychologische kant heeft. Pijn gaat om waarnemen van schade én de emoties die dat oproept. Dat spreekt ook uit de wetenschappelijk breed geaccepteerde definitie van pijn:
‘An unpleasant sensory and emotional experience associated with, or resembling that associated with, actual or potential
tissue damage’.
 
Pijn is dus het vermogen om een emotionele reactie te ervaren op weefselschade of trauma die worden gedetecteerd via een proces van nociceptie (het vermogen om weefselschade waar te nemen). Dat onderscheid tussen nociceptie en pijnbeleving is de voorbije jaren geleidelijk verwaterd, aldus Diggles en collega’s, doordat sommige onderzoekers eigen definities gaan hanteren, of pijn als synoniem gebruiken voor nociceptie.
 
Zodra in een experiment een defensieve of vluchtreactie volgt op weefselschade, wordt dat als bewijs voor pijn gezien, terwijl zulk functioneel gedrag ook zonder bewustzijn als reflex kan ontstaan. Een voorbeeld daarvan is het schuren van de huid of bek na injectie van azijnzuur, gedrag dat veelvuldig wordt aangehaald als hét bewijs voor pijn bij vissen.
 
De stelling dat het haken van een vis pijn veroorzaakt wordt tegengesproken door experimenten in aquaria met kabeljauw.  
 
Vissen, weekdieren, schaaldieren en insecten hebben een verscheidenheid aan zintuigen waarmee ze reageren op prikkels in de omgeving: voedselgeur, feromonen, aanwezigheid van roofdieren, schrijven Diggles en collega’s. De reactie daarop en het vermogen ervan te leren verhoogt hun evolutionaire fitness. ‘Toch tonen hun reacties op potentieel levensbedreigende stimuli niet noodzakelijkerwijs bewustzijn of bewijzen ze pijn, bewustzijn of gevoel.’
 
Afgezien van problemen met definities en de interpretatie van gedragsexperimenten, wordt volgens Diggles en collega’s selectief geshopt in onderzoeksresultaten. In publicaties over pijnbeleving en vissenwelzijn wordt tegenstrijdig bewijs genegeerd. De stelling dat het haken van een vis en haakverwijdering pijn veroorzaken is bijvoorbeeld gebaseerd op een klein aantal experimenten, maar dat idee wordt tegengesproken door experimenten in aquaria met kabeljauw, snoek en zonnebaars. Het gedrag van de gehaakte en onthaakte vissen verschilt in dit onderzoek niet van onbehandelde soortgenoten.
 
Alleen als de haak in de bek achterblijft is een gedragsverandering merkbaar: kopschudden bij kabeljauw of het opzoeken van schuilplaatsen bij zonnebaars. Bij snoek is er geen fysiologische reactie of gedragsverandering merkbaar terwijl een kunstaas achterblijft in de bek. Volgens Diggles en collega’s wijst dit erop dat ‘deze vissen veerkrachtig zijn en hun gedrag niet significant veranderen als reactie op acute weefselschade die gepaard gaat met een haakverwonding aan de bek.’

Neurologische verklaring van pijnperceptie bij vissen

Die ogenschijnlijke onverschilligheid voor trauma in de bek is ook neurologisch te verklaren. Vissen hebben in tegenstelling tot zoogdieren een klein aantal zogenaamde C-type nociceptoren, de zenuwvezels die bij mensen zorgen voor branderige, langdurige, zeurende pijn door bijvoorbeeld een snij- of schaafwond. Het tweede soort nociceptoren (A-type) zorgt voor snelle waarneming en
reactie op schade, bijvoorbeeld het reflexmatig terugtrekken van je hand als je je vinger brandt. De taakverdeling tussen A- en C-type wordt geïllustreerd door mensen met aangeboren pijnongevoeligheid: zij hebben veel minder C-type vezels.
 
Mensen en andere zoogdieren hebben zo’n 80 procent C-type nociceptoren in de huid en 20 procent A-type. Bij vissen liggen die verhoudingen radicaal anders: 5 procent C-type en 95 procent A-type. De onderzoekers concluderen dat de A-type vezels op potentieel schadelijke gebeurtenissen snel te signaleren zijn, wat leidt tot ontsnappingen vermijdingsgedrag. Zeurende napijn speelt niet in een
vissenleven
 
 ‘De geringe hoeveelheid C-vezels die voor langzame, pijnlijke, pathologische pijnbeleving zorgen (bij organismen met bewustzijn) vormen geen functioneel domein van nociceptie bij vissen (…) Het binnendringen van een vishaak is vergelijkbaar met de mechanische weefselschade die wordt veroorzaakt door een injectienaald van vergelijkbare grootte, maar dan zonder het inspuiten van zoutoplossing.’ Volgens Diggles en collega’s levert de bovenstaande combinatie van experimenteel onderzoek en neuroanatomie een consistent beeld, waarmee de stelling dat vissen pijn ervaren door haken wordt weerlegd.
 
‘Samengevat moet evidence-based besluitvorming al het wetenschappelijke bewijs voor een bepaalde hypothese op een rigoureuze, kritische, evenwichtige, transparante en systematische manier evalueren.’ Dat betekent volgens de auteurs: zonder over-interpretatie, het negeren van onwelkome resultaten of het buiten beschouwing laten van bekende biologische mechanismen (gedrag, anatomie) die observaties ook kunnen verklaren.
 
In de overige acht punten van hun review gaan de onderzoekers dieper in op de wetenschappelijke discussie over bewustzijn, pijn en welzijn. Dat gaat minder over de basis van nociceptie en meer over de gevolgen van rammelende wetenschap voor dierenwelzijnsbeleid en de voedselzekerheid. Er wordt bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan hoe wetenschappers in dit onderzoeksveld elkaar persoonlijk in diskrediet proberen te brengen. 
De hersenen van vissen verschillen sterk van die van mensen.


Scherpe diagnose: analyse van wetenschappelijk en beleidsmatig onderzoek naar vissenpijn

Al met al geven Diggles en collega’s een scherpe diagnose van de wetenschappelijke en maatschappelijke discussie over onderzoek en beleid rond vissenpijn. Het levert geen vrolijk makend beeld, omdat het laat zien dat kritisch denkvermogen binnen de wetenschap en beleidsontwikkeling matig functioneert. Bovendien illustreert deze paper ook dat het onderwerp inherent complex is. De bewering ‘een vishaak doet pijn’ communiceert eenvoudiger dan een uitleg over nociceptie en het feit dat vissengedrag geen afspiegeling is van emoties of gevoel.
 
De onderzoekers blijven evenwel optimistisch en doen een aantal voorstellen voor methodologisch beter onderzoek, plus grondiger evaluatie van bewijs bij de ontwikkeling van nieuw beleid. ‘Het uitbreiden van wettelijke bescherming voor vissen en ongewervelden
is een maatschappelijke keuze en politiek is de methode in Westerse democratieën om die keuze te beïnvloeden.
Desalniettemin is wetenschap, en niet politiek, de methode die het meest geschikt is om betrouwbare, effectieve indicatoren te vinden die het welzijn van vissen en ongewervelde dieren kunnen verbeteren.’

Wij snappen zoogdieren namelijk beter dan vissen en het bewustzijn van een champansee is voor ons toegankelijker dan dat van een karper.

Tien conclusies

De belangrijkste conclusies uit het artikel Reasons to Be Skeptical about Sentience and Pain in Fishes and Aquatic Invertebrates zijn:
  • Sommige onderzoekers hanteren een omschrijving van pijn die afwijkt van de geaccepteerde pijndefinities. Het onderscheid tussen nociceptie en pijn verwatert en dat maakt interpretatie van onderzoek problematisch.
  • Onderzoek dat claims over pijn bij vissen tegenspreekt wordt selectief genegeerd of weggewuifd.
  • Experimentele observaties aan pijn bij vissen kunnen geregeld niet worden herhaald door onafhankelijke onderzoeksgroepen. Gebrek aan replicatie ondergraaft de waarde van kennis, welzijnsindicatoren en dierenwelzijnsbeleid. 
  • Persoonlijke aanvallen en beschimping van opponenten vervangen inhoudelijke wetenschappelijke discussies over bewijs en hypotheses.
  • Geteste hypotheses in vissenpijnonderzoek zijn vaak niet te weerleggen. Elk gedrag kan daardoor worden geïnterpreteerd als een bewijs voor pijnbeleving.
  • Bewustzijns- en gevoelscriteria worden willekeurig toegepast op verschillende diergroepen; consequent redenerend zouden alle organismen ervoor in aanmerking komen.
  • Het verbreden van het dierenwelzijnsbegrip tot vissen, schaaldieren en insecten verwatert dit concept en maakt welzijnsonderzoek irrelevant. 
  • Nieuwe dierenwelzijnswetgeving zonder solide wetenschappelijke basis heeft een groot risico op nadelige effecten voor visserij, kweek en handel in vis en schaaldieren.
  • Redeneren vanuit het voorzorgsbeginsel voordat er gevalideerde welzijnscriteria beschikbaar zijn is schadelijk voor mensen én dieren.
  • Er is behoefte aan meer georganiseerde scepsis en kritisch denken in het dierenwelzijnsonderzoek en -beleid. Het ontbreekt aan betrouwbare empirische data voor verantwoorde besluitvorming.

Experimentele observaties van pijn bij vissen kunnen geregeld niet worden herhaald door onafhankelijke onderzoeksgroepen.

© 2013 De Witvisser
Site ontwikkeld en structuur onderhoud door maindes
Data onderhoud door De Witvisser